In 2007 is het 45 jaren geleden dat aan Rietveld de opdracht werd verleend een ‘publiciteitsmedium’ te ontwerpen voor de gemeente Eindhoven. Negen kunstenaars, architecten en ontwerpers uit Eindhoven hebben inmiddels in de kleinste galerie van Europa geëxposeerd. Grafisch ontwerper Robert van Rixtel besloot als tiende in de reeks een boek uit te geven waarin het hele verhaal van de zuil verteld en gedocumenteerd wordt.
Boek en expositie kregen als titel ‘Made by Rietveld’. Hij was het uiteindelijk die de inspiratiebron was voor latere kunstenaars, die op hun beurt steeds opnieuw, steeds weer anders de stad en haar cultuur in beeld brachten. Van Rixtel wilde zijn bewondering tot uitdrukking brengen voor Rietvelds werk en voor Gerrit Rietveld zelf, vanwege het eigenzinnige maar ook breekbare kunstenaarschap dat hij belichaamde.
“Uit een aantal gesprekken met Eindhovenaren is mij duidelijk geworden dat nog steeds veel mensen niet weten dat het kleine bijzondere gebouwtje naast het stadhuis van Rietveld is. Sterker nog, veel mensen kunnen zich niet voor de geest halen dat daar überhaubt iets staat. Dat wil ik mij tot doel stellen; duidelijk maken dat daar een echte Rietveld staat, Reclame maken voor een reclamezuil. Geen subtiliteiten dit keer maar een luide en duidelijke boodschap: Made by Rietveld.”
Rietvelds kunstenaarschap was gebaseerd op de overtuiging dat iemand iets op zijn eigen manier uitdenkt, met eigen handen maakt en met eigen ogen bekijkt en beschouwt wat er gemaakt is. Direct en sensitief, met een sterk verlangen de architectuur te plaatsen in een werkelijkheid die zich laat beleven. Vervolgens is er, onontkoombaar, het maatschappelijk gevecht om dit uit te voeren en om begrip en waardering te laten ontstaan voor nieuwe ideeën. De architect Aldo van Eyck heeft Gerrit Rietveld hem in een artikel eens als volgt beschreven:
‘Ik bewonder Rietveld om zijn kunstenaarschap, om de magnifieke dingen, die hij in de Stijltijd maakte. Om de wijze waarop hij eigenhandig een nieuwe architectuurtaal in elkaar smeedde, die had kunnen evolueren tot wat Mondriaan en Van Doesburg voor ogen hadden, een bevrijdende menselijke habitat, een omgeving, die een zodanige gestalte heeft gekregen, dat uit haar althans niets frustrerends zou ontstaan. Ik respecteer hem verder voor de wijze waarop hij stand heeft gehouden, zo goed en zo kwaad als dit kon, tegenover de aangroeiende schaar, die hem is gaan verheerlijken om het feit dat hij bezit wat zij niet durven bezitten en, als goede neurotici, in hem strelen wat zij bij zichzelf smoren en in anderen trachten te vernietigen. Wanneer een waar kunstenaar van de ‘schoonheid’ als einddoel afziet dan is dit alleen daarom niet absurd, omdat het eindresultaat toch ‘schoon’ zal worden. Maar dat wil niet zeggen, dat zij die ternauwernood kunstenaar zijn, zich als dekking het anti-schoonheidsverhaal mogen aanmatigen om er ieder matig resultaat mee te rechtvaardigen (het is niet mooi, maar het is wel menselijk, hoor ik ze weer zeggen). Er moest iemand zijn om te doen waar zij zich aan onttrokken. Zo maakten zij van Rietveld een legende, hun geniale clown. En wie kent het figuurlijke noodlot van de clown niet, die de tragiek van de menigte-in-het-donker zo zeer gaat belichamen dat terwijl zij gieren om zijn spot -of niet- hij, onder de schijnwerpers, die hem vervolgen, potsierlijk en eenzaam is.’ – Uit: Forum, 1958.
Fotografie: Norbert van Onna